Planken is een welbekende manier om je buikspieren te tonen – maar dat geldt uiteraard alleen als hem correct uitvoert. Als je deze zes regels hanteert, plank je altijd goed.
Gebruik je handen
De meesten van ons doen een plank waarbij de druk vooral op de polsen komt te staan. Om te zorgen dat je je gewicht beter verspreidt en je hele lichaam activeert, is het beter om je handen in elkaar slaan en samen te knijpen. Of leg ze plat op de grond voor nog meer uitdaging. Het gebruiken van je handen tijdens de plankoefening zorgt ervoor dat alle grote spiergroepen geactiveerd worden – je plank wordt er moeilijker, maar ook effectiever door.
Rol je schouders naar achteren
Door in de plankpositie je schouders af te rollen naar achteren, beperk je het gebruik van je bovenste nekspieren tijdens de oefening. Hierdoor voorkom je niet alleen nekpijn, maar is de kans ook groter dat je de plank langer vasthoudt.
Span je bilspieren aan
Door je bilspieren goed hard aan te spannen, sta je stabieler tijdens je plank. Ook voorkomt het onnodig buigen van je onderrug, waardoor je buikspieren in hun meest rechte positie getraind kunnen worden.
Zet je voeten in positie
Je kunt spelen met de afstand tussen je voeten wanneer je plankt; hoe verder je je voeten uit elkaar zet, hoe makkelijker de oefening wordt. En vice versa, uiteraard.
Adem in naar je buikholte
Wanneer je naar je buik toe inademt, om vervolgens krachtig uit te ademen via je mond, kun je de oefening langer volhouden.
Verander de hoek van je lichaam
Kan je iets meer uitdaging aan? Probeer dan de hoek van je lichaam te veranderen – schuif je ellebogen wat verder van je lichaam af (naar voren) en volg de rest van de bovenstaande regels. Gegarandeerd meer resultaat.